| Hoofdstuk 25 |
|
Toen antwoordde Bildad, de Suhiet, en zeide: |
|
Heerschappij en vreze zijn bij Hem, Hij maakt vrede in Zijn hoogten. |
|
Is er een getal Zijner benden? En over wien staat Zijn licht niet op? |
|
Hoe zou dan een mens rechtvaardig zijn bij God, en hoe zou hij zuiver zijn, die van een vrouw geboren is? |
|
Zie, tot de maan toe, en zij zal geen schijnsel geven; en de sterren zijn niet zuiver in Zijn ogen. |
|
Hoeveel te min de mens, die een made is, en des mensen kind, die een worm is! |