Home

Psalmen

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150


-Reset+

Hoofdstuk 47

1 Een psalm, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. (47:2) Al gij volken, klapt in de hand; juicht Gode met een stem van vreugdegezang.
2 (47:3) Want de HEERE, de Allerhoogste, is vreselijk, een groot Koning over de ganse aarde.
3 (47:4) Hij brengt de volken onder ons, en de natien onder onze voeten.
4 (47:5) Hij verkiest voor ons onze erfenis, de heerlijkheid van Jakob, dien Hij heeft liefgehad. Sela.
5 (47:6) God vaart op met gejuich, de HEERE met geklank der bazuin.
6 (47:7) Psalmzingt Gode, psalmzingt! Psalmzingt onzen Koning, psalmzingt!
7 (47:8) Want God is een Koning der ganse aarde; psalmzingt met een onderwijzing!
8 (47:9) God regeert over de heidenen; God zit op den troon Zijner heiligheid.
9 (47:10) De edelen der volken zijn verzameld tot het volk van den God van Abraham; want de schilden der aarde zijn Godes. Hij is zeer verheven!