Home

Psalmen

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150


-Reset+

Hoofdstuk 83

1 Een lied, een psalm van Asaf. (83:2) O God! zwijg niet, houd U niet als doof, en zijt niet stil, o God!
2 (83:3) Want zie, Uw vijanden maken getier, en Uw haters steken het hoofd op.
3 (83:4) Zij maken listiglijk een heimelijken aanslag tegen Uw volk, en beraadslagen zich tegen Uw verborgenen.
4 (83:5) Zij hebben gezegd: Komt, en laat ons hen uitroeien, dat zij geen volk meer zijn; dat aan den naam Israels niet meer gedacht worde.
5 (83:6) Want zij hebben in het hart te zamen geraadslaagd; tegen U hebben zij een verbond gemaakt;
6 (83:7) De tenten van Edom en der Ismaelieten, Moab en de Hagarenen;
7 (83:8) Gebal, en Ammon, en Amalek, Palestina met de inwoners van Tyrus.
8 (83:9) Ook heeft zich Assur bij hen gevoegd; zij zijn den kinderen van Lot tot een arm geweest. Sela.
9 (83:10) Doe hun als Midian, als Sisera, als Jabin aan de beek Kison;
10 (83:11) Die verdelgd zijn te Endor; zij zijn geworden tot drek der aarde.
11 (83:12) Maak hen en hun prinsen als Oreb en als Zeeb, en al hun vorsten als Zebah en als Zalmuna;
12 (83:13) Die zeiden: Laat ons de schone woningen Gods voor ons in erfelijke bezitting nemen.
13 (83:14) Mijn God! maak hen als een wervel, als stoppelen voor den wind.
14 (83:15) Gelijk het vuur een woud verbrandt, en gelijk de vlam de bergen aansteekt;
15 (83:16) Vervolg hen alzo met Uw onweder, en verschrik hen met Uw draaiwind.
16 (83:17) Maak hun aangezicht vol schande, opdat zij, o HEERE! Uw Naam zoeken.
17 (83:18) Laat hen beschaamd en verschrikt wezen tot in eeuwigheid, en laat hen schaamrood worden, en omkomen;
18 (83:19) Opdat zij weten, dat Gij alleen met Uw Naam zijt de HEERE, de Allerhoogste over de ganse aarde.